NGB Extra

 De Wet toekomst pensioenen is een feit 

Roland de Greef en Anouk Boutens, Houthoff

De Wet toekomst pensioenen (‘Wtp‘) is op 1 juli 2023 in werking getreden. Hiermee is de transitieperiode aangebroken waarin ook daadwerkelijk de stap naar het nieuwe pensioenstelsel wordt gemaakt. In dit artikel focussen we ons op de pensioenregeling die wordt ondergebracht bij een verzekeraar of een Premiepensioeninstelling (‘ppi‘).

In de arbeidsvoorwaardelijke fase worden de gewijzigde pensioenovereenkomsten vormgegeven en moet een transitieplan worden opgesteld dat de basis vormt voor de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel.

De besluitvorming over het tot stand brengen van nieuwe pensioenovereenkomsten, de eventuele compensatie en het vastleggen wat de wijzigingen betekenen voor de reeds opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten, vinden in belangrijke mate collectief plaats. Tegelijkertijd worden

werknemers individueel geraakt door deze collectief genomen beslissingen die voor een groot deel van de bevolking ingrijpende financiële gevolgen zullen hebben. De verwachting is dat een deel van de werknemers zich benadeeld zal voelen en niet zomaar zal instemmen met de hen opgelegde veranderingen. Tijdens de behandeling van het (ontwerp) wetsvoorstel is door onder andere de Raad voor de Rechtspraak en de Raad van State gewaarschuwd dat de transitie naar het nieuwe stelsel kan leiden tot een hausse aan civiele procedures. Naar aanleiding hiervan is het wetsvoorstel aangepast en zijn voorzieningen voor geschillenbeslechting opgenomen in de Wtp en in hieruit voortvloeiende regelgeving. Deze voorzieningen moeten een ''zeeffunctie'' hebben en de gerechtelijke macht ontlasten.

De besluitvorming over het tot stand brengen van nieuwe pensioenovereenkomsten, de eventuele compensatie en het vastleggen wat de wijzigingen betekenen voor de reeds opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten, vinden in belangrijke mate collectief plaats. Tegelijkertijd worden werknemers individueel geraakt door deze collectief genomen beslissingen die voor een groot deel van de bevolking ingrijpende financiële gevolgen zullen hebben. De verwachting is dat een deel van de werknemers zich benadeeld zal voelen en niet zomaar zal instemmen met de hen opgelegde veranderingen. Tijdens de behandeling van het (ontwerp) wetsvoorstel is door onder andere de Raad voor de Rechtspraak en de Raad van State gewaarschuwd dat de transitie naar het nieuwe stelsel kan leiden tot een hausse aan civiele procedures. Naar aanleiding hiervan is het wetsvoorstel aangepast en zijn voorzieningen voor geschillenbeslechting opgenomen in de Wtp en in hieruit voortvloeiende regelgeving. Deze voorzieningen moeten een ''zeeffunctie'' hebben en de gerechtelijke macht ontlasten.

Voorbereiding is key

Hoe beter betrokken partijen erin slagen om vooraf zorgvuldige en evenwichtige besluiten te nemen en alle betrokkenen hierin tijdig mee te nemen, hoe meer procedures hopelijk kunnen worden voorkomen. Goede informatievoorziening over de overwegingen die ten grondslag liggen aan de wijziging draagt bij aan het draagvlak voor de wijziging van de pensioenovereenkomst en kan mogelijk voorkomen dat pensioen- en aanspraakgerechtigden juridische procedures initiëren.

In de Wtp is een aantal uitgangspunten opgenomen hoe de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel het best vorm kan worden gegeven met borging van belangen van alle belanghebbenden. Zo is iedere

Roland de Greef

Anouk Boutens

werkgever verplicht om een transitieplan op te stellen waarin alle keuzes, overwegingen en berekeningen (onder meer van de compensatie) die ten grondslag liggen aan de afspraken in het kader van de transitie naar de nieuwe pensioenregeling zijn opgenomen. Het transitieplan moet uiterlijk 1 oktober 2026 gereed zijn als de werkgever de pensioenregeling heeft ondergebracht bij een verzekeraar of ppi.

 Wtp: Proces

Medezeggenschap en instemming individuele werknemers

Een ondernemingsraad (’or’) heeft instemmingsrecht bij wijziging van de pensioenregeling, tenzij dit onderwerp inhoudelijk in een cao is geregeld of als er sprake is van een verplicht Bpf. Bij het verzoek om instemming moet ook het transitieplan, inclusief de onderbouwing van de gemaakte keuzes, worden meegezonden. Een ondernemingsraad wordt bij voorkeur in een vroeg stadium betrokken.

Een personeelsvertegenwoordiging (‘pvt‘) heeft geen instemmingsrecht, maar wel een (beperkt) adviesrecht in geval van een belangrijke verandering van arbeidsvoorwaarden voor tenminste 25% van de werknemers. Aangenomen dat de drempel van 25% zal worden gehaald, moet de pvt worden betrokken bij de wijziging van de pensioenregeling.

Werknemers moeten ook individueel instemmen met de wijziging. De uitzondering hierop is als de werkgever bevoegd is om de arbeidsvoorwaarden eenzijdig te wijzigen door bijvoorbeeld een beroep te doen op een eenzijdig wijzigingsbeding. Voorwaarde voor het beroep op dit beding is dat het belang van de werkgever zo zwaarwichtig is dat het belang van de werknemer dat door de wijziging geschaad zou worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Dit maakt het waarschijnlijk lastiger om onderdelen eenzijdig te wijzigen waarbij werkgevers een keuze hebben te maken, zoals keuzes inzake de soort premieovereenkomst en hoe de compensatie wordt geregeld.

Als alle keuzes gemaakt zijn, de medezeggenschapsprocedure is doorlopen en de werknemers hebben ingestemd kan de nieuwe pensioenregeling definitief worden vastgesteld en uitgevoerd. In het geval dat het proces minder soepel verloopt voorziet de wet in verschillende mogelijke procedures.

 Procedures onder de Wtp

  1. Transitiecommissie voor bemiddeling of bindend advies

De transitiecommissie (artikel 150h van de Pensioenwet) is een onafhankelijke commissie die (1) kan bemiddelen om het onderhandelingsproces tussen de partijen die de pensioenovereenkomst sluiten (werkgever en werknemers of werkgevers- en werknemersorganisaties) weer vlot trekken, zodat de betrokken partijen alsnog tot pensioenafspraken kunnen komen of (2) bindend advies kan geven, waarbij de partijen van tevoren afspreken dat zij het advies zullen volgen als partijen zelf niet tot overeenstemming kunnen komen over de wijziging van de pensioenregeling. Een verzoek tot bemiddeling moet uiterlijk 1 januari 2025 zijn ingediend en een verzoek tot bindend advies uiterlijk op 1 juli 2025.

  1. Interne klachten- en geschillenprocedure

Op grond van artikel 48b van de Pensioenwet moet de pensioenuitvoerder een interne klachten- en geschillenprocedure hebben om klachten (iedere uiting van ontevredenheid die wordt gericht aan een uitvoerder) en geschillen (ontstaan na de gehele of gedeeltelijke afwijzing van een klacht) van pensioen- en aanspraakgerechtigden te kunnen behandelen. In het Besluit toekomst pensioenen zijn de nadere voorwaarden met betrekking tot de procedure uitgewerkt. De pensioenuitvoerder dient de klacht binnen een redelijke termijn, in ieder geval binnen 10 weken, af te handelen. Bij een gehele of een gedeeltelijke afwijzing van de klacht informeert de pensioenuitvoerder de klager over de mogelijkheid om het geschil voor te leggen aan de externe geschillencommissie en vermeld daarbij dat een geschil ook direct bij een burgerlijke rechter aanhangig kan worden gemaakt.

  1. Externe geschilleninstantie

Pensioenuitvoerders zijn verplicht aangesloten bij een externe geschilleninstantie (artikel 48c van de Pensioenwet) die geschillen behandelt over de uitvoering van de pensioenregeling en de uitvoering van de collectieve waardeoverdracht naar de gewijzigde pensioenregeling ("invaren"). Het gaat hierbij nadrukkelijk niet over geschillen ten aanzien van de afspraken die door sociale partners zijn gemaakt over de inhoud van de pensioenregeling.

De externe geschilleninstantie is bedoeld voor geschillen die niet in de interne klachtenprocedure bij een pensioenuitvoerder kunnen worden opgelost. Om een geschil aanhangig te maken bij de externe geschilleninstantie zal in principe eerst de interne klachtenprocedure bij een pensioenuitvoerder doorlopen moeten worden. Dat geldt nu bijvoorbeeld ook al voor het aanhangig maken van een geschil bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid) waar (verzekerings)productgerelateerde zaken voorgelegd kunnen worden.

De beslechting van een geschil door de externe geschilleninstantie resulteert in een bindend advies, tenzij de pensioen- en aanspraakgerechtigden bij het aanhangig maken van het geschil daar uitdrukkelijk niet mee instemmen. Er is geen beroepsmogelijkheid bij de externe geschilleninstantie, dus bij niet naleving zal via de burgerlijke rechter verder moeten worden geprocedeerd, als niet is gekozen voor een bindend advies bij de geschilleninstantie

Tot slot kan de belanghebbende ook bij de Ombudsman pensioenen terecht voor bemiddeling en niet-bindend advies, zoals dat nu ook al het geval is.

  1. Kantonrechter

Op grond van artikel 216 Pensioenwet worden geschillen over de pensioenovereenkomst, de uitvoeringsovereenkomst, het uitvoeringsreglement en het pensioenreglement door de kantonrechter behandeld.

Daarnaast is een rol voor de kantonrechter weggelegd indien de werkgever een besluit neemt zonder instemming van de OR, zoals bijvoorbeeld de wijziging van de pensioenovereenkomst (en de invoering van een compensatiemaatregel). De OR kan dan de nietigheid van het besluit inroepen en de kantonrechter verzoeken dat de werkgever het besluit niet mag uitvoeren.

   Wtp: procedures 

Tot slot

Deze pensioenhervorming is een inhoudelijk complexe operatie die een zorgvuldige uitvoering en draagvlak van de betrokkenen vereist. De wijze waarop de transitie wordt voorbereid en wordt gecommuniceerd is van groot belang voor de mate waarin betrokkenen vertrouwen hebben in de transitie en voorkomt hopelijk een gang naar de rechter.

Zowel in de voorbereiding als bij eventuele geschillen staan wij u graag bij. We behandelen meerdere complexe pensioengeschillen en verliezen het strategisch belang van onze cliënten nooit uit het oog. Waar nodig wordt nauw samengewerkt met ons ervaren litigation team om het best mogelijke resultaat te bereiken.

iNHOUDSOPGAVE